zweefvliegtuig

In de Tweede Wereldoorlog werden zweefvliegtuigen gebruikt om soldaten snel en verrassend op een bepaalde plaats te brengen. De Duitsers gebruikten het eerst zweefvliegtuigen bij de aanval op het Belgische fort Eben-Emael en bij de luchtlandingen op Kreta. Door de geallieerden werden zweefvliegtuigen in grote aantallen ingezet bij de landing in Normandië, en bijOperation Market Garden. Het meest gebruikte Amerikaanse toestel was de Waco CG-4. De Space Shuttle is eigenlijk ook een zweefvliegtuig. Ze wordt gelanceerd met een raket, en landt als een zweefvliegtuig.

Een zweefvliegtuig is een toestel dat zich zwevend door de lucht verplaatst zonder gebruik van een motor (zie zweefvliegen). De vlieger kan gebruik maken van thermiekbel (opstijgende warme lucht) om grote hoogtes te bereiken. Door van de ene thermiekbel naar de andere thermiekbel te vliegen kunnen afstanden tot meer dan 1000 km worden afgelegd. Een bijzondere vorm van zweefvliegen is het hellingvliegen waarbij de vlieger gebruik maakt van hellingstijgwind (wind die langs een berghelling omhoog stroomt) of golfstijgwind. In golfstijgwinden kunnen zeer grote hoogtes worden bereikt (boven de 10.000 m)

Zweefvliegtuigen zijn in feite voorlopers van de vliegtuigen die opstijgen en zich verplaatsen via motorkracht. Een zweefvliegtuig kan niet zelfstandig opstijgen. Het wordt door een sleepvliegtuig of een lier tot op een bepaalde hoogte gebracht (minimaal 250 m), waarna het wordt losgekoppeld en het aan zijn vlucht kan beginnen. Enkele modernere types zweefvliegtuigen zijn uitgerust met een uitklapbare hulpmotor.

De eerste toestellen waren van hout en doek. Moderne zweefvliegtuigen worden doorgaans gemaakt van kunststof dat met glasvezel ofkoolstofvezel wordt versterkt. Ze zijn onder meer voorzien van een hoogtemeter, een snelheidsmeter, een kompas en een variometer. Tegenwoordig wordt ook veel gebruikgemaakt van elektronische apparatuur zoals een GPS om de positie te bepalen, loggers om de hele vlucht elektronisch vast te leggen en een antibotsingssysteem Flarm. De vleugels en het stabilo kan worden gedemonteerd om het vervoer in een aanhangwagen mogelijk te maken.

Een van de pioniers van het zweefvliegen was Otto Lilienthal. Hij wijdde een groot deel van zijn leven aan het ontwikkelen van zweeftoestellen waarmee hij korte afstanden glijdend kon afleggen. De echte ontwikkeling van het zweefvliegtuig heeft plaatsgevonden in Duitsland in de jaren tussen 1920 en 1930, voornamelijk op de Wasserkuppe in het Rhöngebergte. Dat kwam doordat de Duitsers ten gevolge van strafmaatregelen na de Eerste Wereldoorlog geen motorvliegtuigen mochten bezitten. Nu nog wordt ca. 90% van de zweefvliegtuigen in Duitsland ontwikkeld en gebouwd.